Grammatica heeft verschillende functies. Al in de tijd van de Grieken werd het gebruikt om vreemde talen te leren en te begrijpen hoe je zinnen moet maken in een andere taal. Daar gebruiken we het nu nog steeds voor!
Op deze pagina vind je de belangrijkste begrippen die je nodig hebt om een vreemde taal te leren én de begrippen die belangrijk zijn voor Nederlands. Onderaan de pagina vind je een link naar alle oefeningen en testjes die ik tot nu toe heb gemaakt. Je kunt dan zelf controleren of je een onderwerp helemaal beheerst!
Voor het leren van een vreemde taal:
Persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp. Het verandert in élke taal van vorm bij enkelvoud/meervoud en tegenwoordige tijd/verleden tijd.
Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken (de persoonsvorm komt vooraan)
- de zin in een andere tijd te zetten (het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm)
- het onderwerp van enkelvoud naar meervoud te zetten of andersom (het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm)
Kijk maar:
Ik vraag I ask Je demande Ich frage
Hij vraagt He asks Il demande Er fragt
Wij vragen We ask Nous demandons Wir fragen
Ik vroeg I asked J’ai demandé Ich fragte
Hij vroeg He asked Il a demandé Er fragte
Wij vroegen We asked Nous avons demandé Wir fragten
Zie je dat je zo de verschillen en overeenkomsten tussen talen goed kunt bestuderen? Deze jongen heeft zichzelf op die manier 20 vreemde talen aangeleerd: http://www.sevendays.nl/archief/jongen-spreekt-twintig-talen
Op deze site kun je voor werkwoorden in de verschillende talen de vervoegingen zien: http://www.mijnwoordenboek.nl/ww.php
Voor het Nederlands:
Voor bepaalde spellingsregels is het makkelijk als je over categorieën woorden kunt praten. Stel dat je moet leren welke bijvoeglijke naamwoorden allemaal op -en eindigen en je moet elk afzonderlijk woord uit je hoofd leren: gouden, ijzeren, wollen, stalen, zilveren, bronzen, katoenen, loden, papieren, chromen, strooien, granieten, betonnen, pluchen, zijden, enz., enz..
Je zou lang bezig zijn en de kans dat je er een zou vergeten, is groot. Veel makkelijker is het als je kunt leren: alle stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -en (dus woorden die vertellen waarvan iets is gemaakt).
Een overzicht van grammatica van woordsoorten en zinsdelen vind je in je boek Nieuw Nederlands.
Alle theorie op een rij (klik op de link voor de PPT met uitleg):
Zinnen: pv, ow, wg of ng, lv, mv, vv en bwb
Hoofdzin(nen) en bijzin(nen), nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden (ook de werkwoorden staan hierin uitgelegd).
Woordsoorten: zn, blw, olw, bn, zww, hww, kww, pers.vnw, bez.vnw, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, vz, bw, hoofdtelw, rangtelw
Spelling: koppelteken/weglatingsstreepje en tussenletter e, en of s
Klik hier als je wil weten waarom taal grammatica nodig heeft.
Oefenen (klik op onderstaande links):
Oefenen met lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Oefening voorzetselvoorwerp
Alles door elkaar oefenen met zinsdelen
Oefenen met woordsoorten: voornaamwoorden
Oefenen met lidwoorden en naamwoorden
Oefenen met hulpwerkwoord, koppelwerkwoord en zelfstandig werkwoord
Oefenen met voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden
Nog een klein oefeningetje voor meervoudsvorming
De oefeningen op Blendspace vind je hier: Overzicht leerroutes
Oefeningen les: klik hier.
Op deze pagina vind je de belangrijkste begrippen die je nodig hebt om een vreemde taal te leren én de begrippen die belangrijk zijn voor Nederlands. Onderaan de pagina vind je een link naar alle oefeningen en testjes die ik tot nu toe heb gemaakt. Je kunt dan zelf controleren of je een onderwerp helemaal beheerst!
Voor het leren van een vreemde taal:
Persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp. Het verandert in élke taal van vorm bij enkelvoud/meervoud en tegenwoordige tijd/verleden tijd.
Je vindt de persoonsvorm door:
- de zin vragend te maken (de persoonsvorm komt vooraan)
- de zin in een andere tijd te zetten (het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm)
- het onderwerp van enkelvoud naar meervoud te zetten of andersom (het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm)
Kijk maar:
Ik vraag I ask Je demande Ich frage
Hij vraagt He asks Il demande Er fragt
Wij vragen We ask Nous demandons Wir fragen
Ik vroeg I asked J’ai demandé Ich fragte
Hij vroeg He asked Il a demandé Er fragte
Wij vroegen We asked Nous avons demandé Wir fragten
Zie je dat je zo de verschillen en overeenkomsten tussen talen goed kunt bestuderen? Deze jongen heeft zichzelf op die manier 20 vreemde talen aangeleerd: http://www.sevendays.nl/archief/jongen-spreekt-twintig-talen
Op deze site kun je voor werkwoorden in de verschillende talen de vervoegingen zien: http://www.mijnwoordenboek.nl/ww.php
Voor het Nederlands:
Voor bepaalde spellingsregels is het makkelijk als je over categorieën woorden kunt praten. Stel dat je moet leren welke bijvoeglijke naamwoorden allemaal op -en eindigen en je moet elk afzonderlijk woord uit je hoofd leren: gouden, ijzeren, wollen, stalen, zilveren, bronzen, katoenen, loden, papieren, chromen, strooien, granieten, betonnen, pluchen, zijden, enz., enz..
Je zou lang bezig zijn en de kans dat je er een zou vergeten, is groot. Veel makkelijker is het als je kunt leren: alle stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen op -en (dus woorden die vertellen waarvan iets is gemaakt).
Een overzicht van grammatica van woordsoorten en zinsdelen vind je in je boek Nieuw Nederlands.
Alle theorie op een rij (klik op de link voor de PPT met uitleg):
Zinnen: pv, ow, wg of ng, lv, mv, vv en bwb
Hoofdzin(nen) en bijzin(nen), nevenschikkende of onderschikkende voegwoorden (ook de werkwoorden staan hierin uitgelegd).
Woordsoorten: zn, blw, olw, bn, zww, hww, kww, pers.vnw, bez.vnw, wed.vnw, wedig.vnw, aanw.vnw, vr.vnw, onbep.vnw, vz, bw, hoofdtelw, rangtelw
Spelling: koppelteken/weglatingsstreepje en tussenletter e, en of s
Klik hier als je wil weten waarom taal grammatica nodig heeft.
Oefenen (klik op onderstaande links):
Oefenen met lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Oefening voorzetselvoorwerp
Alles door elkaar oefenen met zinsdelen
Oefenen met woordsoorten: voornaamwoorden
Oefenen met lidwoorden en naamwoorden
Oefenen met hulpwerkwoord, koppelwerkwoord en zelfstandig werkwoord
Oefenen met voorzetsels, bijwoorden en voegwoorden
Nog een klein oefeningetje voor meervoudsvorming
De oefeningen op Blendspace vind je hier: Overzicht leerroutes
Oefeningen les: klik hier.