Opbouw van het verhaal
Dramatische bouw
Er zijn twee bouwvormen, gesloten en open bouw. Bij gesloten bouw herken je vaak de Aristotelische opbouw en psychologische diepgang. Bij een open bouw is er geen vaste structuur. Er zijn verschillende gebeurtenissen die getoond worden maar niet in een bepaalde volgorde.
Een meer recente ontwikkeling is de zogenaamde "splinterdramaturgie", waarbij niet alleen de inhoud, maar ook de vorm en formulering van de fabeltekst centraal staat. Die vorm omvat niet alleen de scènes, maar ook wat er tussen de scènes gebeurt. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om met snelle wisselingen in ruimte, tijd, personages en wereldbeelden een versplinterde wereld op het toneel te zetten, waardoor het theater aansluit op de kenmerkende zapcultuur van de eenentwintigste eeuw. Ook filmbeelden kunnen worden verwerkt. Dat noem je montagevoorstellingen.
Analyse van het verhaal
De opbouw van het toneelverhaal kun je analyseren als bij een boek. Je kijkt dan naar:
In onderstaande tabel zie je het verschil tussen episch theater en dramatisch theater.
Er zijn twee bouwvormen, gesloten en open bouw. Bij gesloten bouw herken je vaak de Aristotelische opbouw en psychologische diepgang. Bij een open bouw is er geen vaste structuur. Er zijn verschillende gebeurtenissen die getoond worden maar niet in een bepaalde volgorde.
Een meer recente ontwikkeling is de zogenaamde "splinterdramaturgie", waarbij niet alleen de inhoud, maar ook de vorm en formulering van de fabeltekst centraal staat. Die vorm omvat niet alleen de scènes, maar ook wat er tussen de scènes gebeurt. Daarmee ontstaat de mogelijkheid om met snelle wisselingen in ruimte, tijd, personages en wereldbeelden een versplinterde wereld op het toneel te zetten, waardoor het theater aansluit op de kenmerkende zapcultuur van de eenentwintigste eeuw. Ook filmbeelden kunnen worden verwerkt. Dat noem je montagevoorstellingen.
Analyse van het verhaal
De opbouw van het toneelverhaal kun je analyseren als bij een boek. Je kijkt dan naar:
- Wat gebeurt er?
- Welke personages zijn er? Er is de hoofdpersoon (protagonist), de tegenwerker (antagonist) en de tritagonist (dit is een medespeler die tussen de protagonist en antagonist in staat, bijvoorbeeld als helper van een van beide, als betwist object, als verzoener of als bevrijder). Verder zijn er nog bijrollen die de sfeer van het stuk uitbeelden maar niet echt meedoen aan de handeling.
- Waarom gebeurt er iets? De motieven van de personages om zo te handelen zoals zij handelen, hun drijfveren.
- Waar gebeurt het? De situatie speelt zich ergens af, bijvoorbeeld een geografisch gebied, een plaats in een huis. Dat heeft bepaalde fysieke kenmerken, bijvoorbeeld koud en persoonlijke emotionele kenmerken (een bedrukte stemming). Het kan een sociale situatie duidelijk maken (een armoedige omgeving). Het decor kan dit realistisch weergeven of niet. De mise-en-scene is de manier waarop de spullen geplaatst zijn in de ruimte.
- Wanneer gebeurt het? De situatie speelt in een bepaalde tijd en heeft een eigen tijdsverloop. Dat kan chronologisch worden verteld, er kan verteld worden over het seizoen. Ook kan de tijd relationeel zijn, mensen wachten op elkaar.
In onderstaande tabel zie je het verschil tussen episch theater en dramatisch theater.