Je gaat een aantal filmpjes zien waarin de woorden voorkomen die je voor dit hoofdstuk moet leren. Als je de woorden hoort én de betekenis leest in een context (een bijpassend verhaal), onthoud je het beter.
Tip: schrijf de woorden op die in beeld verschijnen, dan onthoud je het nóg beter.
Woorden die met economie te maken hebben:
Tip: schrijf de woorden op die in beeld verschijnen, dan onthoud je het nóg beter.
Woorden die met economie te maken hebben:
Woorden die in dit filmpje niet gebruikt werden, maar die je wel moet kennen zijn: fluctueren, immatrieel, onderpand, spenderen, stagneren, valuta, dubieus en een open deur.
Toch passen die woorden wel bij het verhaal uit het filmpje.
Als je een hypotheek (geldlening) neemt om een huis te kopen, is dat huis het onderpand (iets van waarde dat je geeft ter verzekering). Als je je hypotheekschuld niet meer kunt betalen, krijgt de bank het huis. Met het geld dat dat huis oplevert bij verkoop, wordt je schuld afbetaald.
Veel mensen durfden daardoor geen huis meer te kopen waardoor de huizenverkoop stagneerde (stagneren = vrijwel tot stilstand komen).
Het is een open deur (wat iedereen al weet), maar toch moet het gezegd: het is dus de schuld van de banken dat hierdoor een economische crisis is ontstaan. Mensen konden niet veel geld meer spenderen (uitgeven) door hun huizenschuld, waardoor ook het bedrijfsleven het moeilijk kreeg. Hun dubieuze (twijfelachtige) rol in het verstrekken van geldleningen, heeft geleid tot veel leed bij mensen. Het grootst is misschien wel het immatriële (niet tastbare) leed: mensen werden er zeer verdrietig van om hun geliefde woning te moeten verlagen.
Met name Griekenland kreeg het moeilijk. Daardoor stond de waarde van de valuta (geldig betaalmiddel in een land) onder druk. Omdat Griekenland euro's heeft, net als de rest van Europa, fluctueerde (schommelde) de waarde van euro's in heel Europa.
Toch passen die woorden wel bij het verhaal uit het filmpje.
Als je een hypotheek (geldlening) neemt om een huis te kopen, is dat huis het onderpand (iets van waarde dat je geeft ter verzekering). Als je je hypotheekschuld niet meer kunt betalen, krijgt de bank het huis. Met het geld dat dat huis oplevert bij verkoop, wordt je schuld afbetaald.
Veel mensen durfden daardoor geen huis meer te kopen waardoor de huizenverkoop stagneerde (stagneren = vrijwel tot stilstand komen).
Het is een open deur (wat iedereen al weet), maar toch moet het gezegd: het is dus de schuld van de banken dat hierdoor een economische crisis is ontstaan. Mensen konden niet veel geld meer spenderen (uitgeven) door hun huizenschuld, waardoor ook het bedrijfsleven het moeilijk kreeg. Hun dubieuze (twijfelachtige) rol in het verstrekken van geldleningen, heeft geleid tot veel leed bij mensen. Het grootst is misschien wel het immatriële (niet tastbare) leed: mensen werden er zeer verdrietig van om hun geliefde woning te moeten verlagen.
Met name Griekenland kreeg het moeilijk. Daardoor stond de waarde van de valuta (geldig betaalmiddel in een land) onder druk. Omdat Griekenland euro's heeft, net als de rest van Europa, fluctueerde (schommelde) de waarde van euro's in heel Europa.
Woorden die met religie te maken hebben, zie je in dit filmpje:
De wens om het goede te doen in het leven is universeel (algemeen, alomvattend). Een pelgrimage bestaat in alle religies.
Tijdens deze bedevaart lijden mensen met liefde ontberingen (het missen van de eerste levensbehoefte).
Ook leefregels zijn universeel en zie je terug in verschillende religies.
Tijdens deze bedevaart lijden mensen met liefde ontberingen (het missen van de eerste levensbehoefte).
Ook leefregels zijn universeel en zie je terug in verschillende religies.
In de Koran staat bijvoorbeeld dat je aalmoezen (gift aan armen) moet geven. Ook in de bijbel wordt hiernaar verwezen ('geef en u zal gegeven worden').
Soms wordt religie (geloof) tegenover rationalisme (het gezonde verstand) gezet. Mijns inziens (volgens mij) is dat niet altijd terecht. Het geeft te allen tijde (altijd) een goed gevoel om iets voor anderen te doen!